Een functionele gedragsanalyse (FGA) is een oplossingsgerichte aanpak voor probleemgedrag bij leerlingen. FGA is een proces om informatie te verzamelen om te begrijpen wat de functie (doel) van het gedrag is teneinde een effectief interventieplan te ontwikkelen. Bij een functionele gedragsanalyse kijk je verder dan het gedrag zelf. Je kijkt als het ware 'achter het gedrag'. Als leerkracht verdiep je je echt in het 'waarom', in wat de functie of het doel van het gedrag is.
Een functionele gedragsanalyse richt zich op het identificeren van belangrijke, leerling-specifieke sociale, affectieve, cognitieve en/of ecologische factoren die samenhangen met het optreden en uitblijven van specifieke problemen. Zo'n functionele gedragsanalyse is geen momentopname, maar een proces van ontwikkelen, volgen, evalueren en zo nodig bijstellen van een aanpak en/of handelingsplan.
Voor het pedagogisch handelen is het in de hand houden van gedrag een belangrijke vaardigheid voor alle leerkrachten. De basis hiervan is het doorzien van gedrag: waarom doet een kind iets, welke functie heeft zijn gedrag, wat wil hij of zij ermee bereiken?
Dan is het minder effectief om vanuit vermoedens en aannames te gaan werken. Op basis van een functionele gedragsanalyse kan het gedrag vanuit objectieve metingen beschreven worden. 'Functioneel' betekent in dit verband: wat is voor het kind de functie van zijn of haar ongewenste gedrag? Gewoonlijk wil het kind met het gedrag iets krijgen of iets vermijden.
Kern van een functionele gedragsanalyse is de samenhang tussen de factoren die aan het gedrag vooraf gaan (antecedenten), het gedrag zelf (behaviour) en de factoren die het gedrag opvolgen (consequences) (ABC-model). Een antecedent zet aan tot bepaald gedrag, het is de aanleiding voor dit gedrag. De consequentie die op het gedrag volgt, zorgt voor versterking en instandhouding, of voor afzwakking van het gedrag. Dit wordt in Nederland soms ook wel benoemd als GGG-model; Gebeurtenis, Gedrag en Gevolg. Een FGA is geen test, maar benutten van verschillende informatiebronnen om een beter beeld te krijgen van de functies van het gedrag.
De aanpak draait dan om 5 W's:
Leerlingen reageren het beste op gedragsinterventieplannen, die een positieve insteek hebben en zich richten op het aanmoedigen en aanleren van passend en gewenst gedrag. Zo'n positieve aanpak kan zich richten op:
Overname van gegevens is met bronvermelding toegestaan.
© Nederlands Centrum Onderwijs & Jeugdzorg