De volgende richtlijnen zijn een samenvatting uit het werk van Rosenshine (1983, 1995) en geven je een overzicht van enkele ideeën uit het onderzoek naar effectief onderwijs en de duidelijkheid van de leraar. Ze geven suggesties voor effectieve presentaties en dan met name een effectieve instructie. De richtlijnen zijn in wezen van toepassing op leerlingen van elke leeftijd, maar zijn vooral belangrijk voor de jongere leerling.
1. De lesstof moet in kleine stappen worden aangeboden. Naast begeleid oefenen omschrijft Rosenshine (1995) dit als een van de belangrijkste criteria voor effectief onderwijs. Een leraar bespreekt de verschillende kenmerken van kaarten. Elk van de kenmerken (schaal, legenda, enz.) wordt in een afzonderlijke les behandeld en wordt binnen deze les opgesplitst in subthema's. Eerst legt de leraar uit wat het begrip 'schaal' betekent en dan wat het nut ervan is. Tot slot verduidelijkt hij dit aan de hand van enkele voorbeelden. Tijdens de les controleert de leraar of het subthema volledig is begrepen voordat hij verder gaat met het volgende subthema.
2. Presentaties moeten zich richten op één idee (punt, aspect) tegelijk. Wanneer de leraar de leerlingen in groep drie iets probeert bij te brengen over het begrip 'schaal', is het niet verstandig om leerlingen in dezelfde tijd ook kennis te laten maken met de verschillende soorten kaarten die er zijn, zoals luchtkaarten, topografische kaarten, et cetera.
3. Afdwalen moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Vooral jonge kinderen dwalen gemakkelijk af van een thema en basisschoolleraren gaan daar maar al te vaak in mee. Een instructie over kaarten zal leerlingen doen denken aan het gebruik van kaarten op vakantie, en leidt voordat je het weet tot een uitvoerige omschrijving van de verschillende attracties in Disneyland. Als leraar in het basisonderwijs moet je dus over de nodige handigheid en creativiteit beschikken om de input van leerlingen in goede banen te leiden en bij het besproken thema te houden.
4. Waar dit mogelijk en geschikt is, moet de instructie worden begeleid door modellen of uitgewerkte voorbeelden. Een lerares behandelt in groep zeven het thema besluitvorming. Bij de uitleg over de verschillende stappen in het besluitvormingsproces legt ze de leerlingen verschillende scenario's voor die zich in de klas afspelen en vertelt aan de hand van deze scenario's hoe leerlingen elk van de stappen moeten doorlopen.
5. De instructie kan het beste worden aangevuld met een variatie aan relevante voorbeelden. Tijdens een eerste les over de boerderij toont de kleuterjuf uiteenlopende voorbeelden van boerderijen. Ze gebruikt foto's, diorama's, modellen, dia's, liedjes, prenten, boeken, enz.
6. Een effectieve instructie gaat gedetailleerd en uitvoerig in op moeilijke punten. Er zijn veel onderwerpen waar jonge kinderen moeite mee hebben. Bij de behandeling van het doel van reclame in groep drie moet de uitleg uitvoerig genoeg zijn om eventuele misvattingen over reclame weg te nemen en vervolgens nieuwe kennis over reclame over te brengen. Voor dit soort complexe onderwerpen zijn soms meerdere lessen nodig.
7. Voordat wordt verdergegaan met het volgende punt, moet eerst worden gecontroleerd of leerlingen alles hebben begrepen. Bij het thema waarnemen richt een leraar in groep vier zich eerst op het gezichtsvermogen en behandelt de verschillende kenmerken van een voorwerp die met het oog kunnen worden waargenomen. Voordat hij verdergaat met de kenmerken die kunnen worden waargenomen door het object aan te raken (tast), controleert hij eerst het begrip: 'Laten we voordat we verdergaan nog een laatste keer alle dingen opnoemen over de artisjok die we met onze ogen hebben waargenomen.'
8. Tijdens de les moet het begrip van de leerlingen worden gecontroleerd met behulp van vragen. Bij de les over het waarnemen met de ogen kan de leraar in groep vier bijvoorbeeld vragen: 'Kunnen we met onze ogen waarnemen dat de artisjok zacht is?', 'Kunnen we met onze ogen waarnemen dat de artisjok groen is?' en 'Kunnen we met onze ogen waarnemen dat de artisjok zuur is?'
9. Leraren moeten net zo lang bij het onderwerp blijven en het materiaal blijven herhalen totdat de leerlingen het begrijpen. Aangezien jonge leerlingen veel moeite kunnen hebben met complexe onderwerpen, kan het behandelen van een nieuw en/of abstract onderwerp enkele dagen of zelfs een complete week in beslag nemen. Bied de informatie bij voorkeur op uiteenlopende manieren aan, met verschillende voorbeelden, het stellen van vragen en herhaalde, gedetailleerde instructies, totdat de leerlingen het hebben begrepen.
Het grootste obstakel voor het slagen van een onderwijsstrategie op ieder onderwijsniveau is niet de concentratieboog van de leerling of de geschiktheid van de strategie, maar eerder een gebrek aan duidelijkheid en organisatie. Bovendien kan het zijn dat de leraar onvoldoende uitleg en voorbeelden geeft, aanneemt dat iedereen het begrijpt zonder dit te controleren en complexere stof introduceert voordat leerlingen de vorige stof onder de knie hebben.
Dit soort tekortkomingen is een teken dat de leraar onvoldoende oog heeft voor de leerling. Voor een effectieve instructie moet tijdens de planningsfase en de uitvoering (de feitelijke les) continu rekening worden gehouden met de leerling.
Overname van gegevens is met bronvermelding toegestaan.
© Nederlands Centrum Onderwijs & Jeugdzorg