Klassenmanagement voor leerkrachten in het primair onderwijs
KM

Organisatie: informatiebronnen voor planning

De vier fases van planning bieden een werkbare structuur om de opzet en implementatie van een les te overdenken. Maar een goed lesontwerp moet aansluiten bij de leerling, de lesstof en de context (of onderwijsleersituatie). De leerkracht moet weten wat de onderwijsbehoeften zijn van de leerlingen, welke kennis al aanwezig is, maar ook of de onderwijsleeromgeving wel past bij de inhoud van de lesstof.

Om een goede planning te kunnen maken is het daarom belangrijk om drie bronnen te benutten voor informatie:

  • de leerling
  • de leerstof
  • de onderwijsleersituatie (context)

Hieronder verkennen we wat je daarover te weten zou moeten komen.

De leerling

Leerlingen komen de les binnen met een aantal 'startkenmerken', zowel op cognitief als op affectief vlak. Bij cognitieve kennis gaat het vooral om de al aanwezige kennis bij de leerling. Affectieve kenmerken hebben te maken met de motivatie van de leerling om te leren. Benjamin Bloom, die deze kenmerken heeft geïntroduceerd, stelt vervolgens dat de onderwijsleersituatie en de kwaliteit van de les bepalend zijn voor wat er aan die startkenmerken wordt toegevoegd aan leeropbrengsten. Onder leeropbrengsten verstaat hij het niveau en het soort leerprestatie, het leertempo en affectieve resultaten. In een schema ziet dat er als volgt uit.

Schema leeropbrengsten
Schema leeropbrengsten

Het is belangrijk om al vroeg in het jaar een positief, doch realistisch, beeld van alle individuele leerlingen te krijgen. Daarbij is het niet genoeg om alleen te kijken naar de gebruikelijke informatiebronnen, zoals eerdere testresultaten, cijfers en opmerkingen van andere leerkrachten.
Deze informatiebronnen kunnen nuttig zijn voor diagnostische doeleinden, maar kunnen ook een stereotiep beeld geven dat door de jaren heen is opgebouwd en van leerkracht op leerkracht is doorgegeven.
Door het inplannen van activiteiten om de namen van leerlingen snel in je op te nemen en iets meer te weten te komen over hun academische en persoonlijke interesses, leg je een uitstekende basis voor een effectievere planning van je lessen.

Enkele voorbeelden van andere informatiebronnen die je als leerkracht kunt gebruiken ter ondersteuning van het planningsproces zijn:

  • maak foto's van je leerlingen
  • voer in het begin van het schooljaar (telefoon)gesprekken met ouders om je voor te stellen en om meer te weten te komen over hun kind en de thuissituatie
  • laat leerlingen een 'autobiografie' maken, waarin zij iets zeggen over hun sterke en zwakke kanten, hun wensen en verwachtingen van school en leerkracht
  • breng voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften goed in beeld wat hun talenten en hun belemmeringen zijn en wat ze nodig hebben om optimaal te kunnen leren

De leerstof

De inhoud van de lessen (leerstof, curriculum) is een afgeleide van de maatschappelijke waarden van een land. Daarom bestaat er vaak zoiets als een nationaal curriculum of een kennisbasis. In Nederland noemen we dat kerndoelen.
De kerndoelen voor het basisonderwijs geven per vak aan wat een kind aan het eind van de basisschool moet weten en kunnen. De overheid stelt deze kerndoelen vast. Vakken waarvoor kerndoelen gelden, zijn wettelijk verplicht.

Dit betekent dat alle kinderen deze vakken volgen. Een school bepaalt zelf hoe de lessen in deze vakken worden gegeven en met welk lesmateriaal. Die vak-inhouden zijn voor leerkrachten beschikbaar in de vorm van tekstboeken, methodes, werkboeken, enz. Daarnaast hebben zij alle ruimte om zelf materialen te ontwikkelen of manieren te bedenken waarmee de kerndoelen bereikt kunnen worden.

Naast het geschreven (beschreven) curriculum bestaat er ook een zogenaamd ongeschreven of verborgen curriculum. Daarbij draait het om de waarden en normen van de schoolgemeenschap.
Dat verborgen curriculum zendt heel wat boodschappen uit aan leerlingen ten behoeve van hun gedrag, werkhouding en thuiscultuur. Zo wordt van leerlingen verwacht dat ze op tijd komen, hun spullen bij zich hebben, de leerkracht respecteren en elke dag naar school toe komen. Vaak zijn dit waarden die ook van belang zijn in hun latere, arbeidzame leven.

Deze waarden worden echter minder vanzelfsprekend wanneer de achtergronden van leerlingen en hun thuiscultuur sterker uiteenlopen. Daarom zetten veel scholen de normen, waarden en schoolregels op papier en verwachten dat iedereen zich daaraan houdt.

Beginnende leerkrachten houden zich vaak strak aan de methodes vast en zien het als een script voor een les. Ervaren leerkrachten beschouwen de methode meer als een startpunt, en wijken daarvan af als zij dat wenselijk vinden.

Zij stellen zich daarbij onder meer de volgende vragen:

  1. Moeten deze leerlingen dit leren of weten ze he eigenlijk al?
  2. Past deze activiteit in de hoeveelheid tijd die ik heb?
  3. Kan ik betere vragen stellen dan die in de methode?
  4. Hoe kan ik de stof laten aansluiten bij wat de leerlingen al weten, bij wat zij dagelijks meemaken of bij andere dingen die zij doen?
  5. Kan ik een deel van deze activiteit als groepsopdracht geven, zodat ik intussen met een andere groep kan werken?
  6. Kunnen de leerlingen deze activiteit wel aan?
  7. Zijn er problemen of zelfs fouten in de lessen in de methode?

Voor de professionele ontwikkeling van leerkrachten is het belangrijk dat zij verder kijken dan de methodes en hun lessen verrijken met aanvullende voorbeelden uit andere bronnen. Een repertoire opbouwen van ondersteunende en verrijkende activiteiten is een belangrijk deel van onderwijzen en leren. Dit komt zeker van pas in de voorbereidende- en actieve planningsfase, maar ook in de voortgangsfase, wanneer blijkt dat een plan onvoldoende werkt.

De onderwijsleeromgeving (context)

De onderwijsleeromgeving vormt een belangrijk element bij de planning van lessen. Dit omvat de volgende voorbeelden:

  • de inrichting van het klaslokaal (werkplekken, open ruimte, speelhoeken, door leerlingen zelf ingerichte ruimten, enz.)
  • het meubilair (tafels, stoelen, bankjes, computers, opbergbakken, enz.)
  • het moment van de dag
  • de groepsgrootte
  • andere activiteiten die voor of na de les plaatsvinden
  • de locatie van de klas en invloeden daar vanuit de omgeving
  • audiovisuele inrichting (digibord, computers, tablets, tv, DVD, printers, kopieermachines, enz.)

Niet altijd heb je hierop als leerkracht invloed, zoals de groepsgrootte of de klimaatbeheersing, maar het vormt wel het uitgangspunt voor je planning. Er zijn echter ook veel omgevingsfactoren waarop je als leerkracht wel invloed hebt. Een van de belangrijkste daarvan is de groepering of opstelling van de leerlingen. Die kan interactie (zowel gewenste als ongewenste) bevorderen of belemmeren.

Naast de onderwijsleeromgeving in de klas zijn ook de schoolomgeving en het schoolklimaat belangrijke factoren voor je planning. Vaak spreekt uit wat er aan de muren hangt in scholen al een belangrijke boodschap over de leeromgeving en het leerklimaat. En vaak ook over de mate waarin leerlingen betrokken zijn geweest bij de inrichting of aankleding van de gangen en lokalen of dat de keuzes vooral door de leerkrachten zijn gemaakt. Binnen de school is het ook belangrijk te weten wat het niet-onderwijzend personeel allemaal doet en afspraken te maken over hoe je goed kunt samenwerken.

De omgeving waarin de school staat en waar de leerlingen wonen speelt eveneens een belangrijke rol. Om je leerlingen goed te kunnen begrijpen is het van belang je daarvan een beeld te vormen. Natuurlijk kun je de buurt verkennen. Let dan bijvoorbeeld op wat daar te zien is op de tijden dat de leerlingen aar en van school reizen. En bezoek ook de bibliotheek in de buurt om te weten of er veel gelezen wordt en wat dan, zorg dat je de openingstijden weet.
Bij oefening 2 vind je een handig checklistje dat je kunt gebruiken om een beeld te krijgen van de omgeving van de school.

Overname van gegevens is met bronvermelding toegestaan.
© Nederlands Centrum Onderwijs & Jeugdzorg