Elke leerkracht krijgt te maken met situaties, waarin zij/hij het niet alleen aan kan. Bijvoorbeeld bij complex gedrag van een leerling, waarvan de leerkracht onvoldoende zicht kan krijgen op wat er achter het gedrag zit. Of wanneer de groepsdynamiek in een klas zo verstoord wordt door het gedrag van enkele leerlingen. Of situaties waarin de leerkracht vermoedt dat de thuissituatie voor een leerling onvoldoende steunend of zelfs onveilig is. Dan is de leerkracht handelingsverlegen en heeft ondersteuning nodig. Scholen hebben daarvoor een ondersteuningsroute, bedoeld om zowel de leerling, als de ouders en de leerkracht te ondersteunen.
Het begint altijd bij de leerkracht in de groep. De leerkracht krijgt in de groep een goed beeld van een leerling. Zij ziet in de dagelijkse praktijk vooral de leervorderingen, het vermogen tot het uitvoeren van opdrachten en leertaken, het gedrag van de leerling in de interactie met andere leerlingen en met de leerkracht. Het gebruik van een sociaal-emotioneel leerlingvolgsysteem, programma of algemeen signaleringsinstrument kan het gericht kijken naar het psychosociaal functioneren van leerlingen versterken. Als de leerkracht sterke afwijkingen signaleert bij een leerling in taakuitvoering, leerprestaties of gedrag zal zij eerst proberen haar aanpak aan te passen, bij voorkeur in overleg met de leerling.
Vervolgens zal zij met de ouders spreken over hun kijk op de ontwikkeling van hun kind. De ervaringen en adviezen van de ouders kan zij vervolgens benutten in de aanpak in de klas. En de leerkracht kan adviezen geven voor ouders om hun kind thuis te ondersteunen. In het vervolg van het traject worden de ouders regelmatig betrokken. Zo ver als mogelijk wordt ook de leerling zelf bij het zorgtraject betrokken.
De leerkracht overlegt met de intern begeleider en/of andere interne deskundigen
Wanneer de leerkracht zorgen houdt over de leerling, zal zij contact zoeken met de intern begeleider van de school. Zij bedenken samen welke aanpak zou kunnen werken. De intern begeleider kan bijvoorbeeld de leerling in de groep observeren en op basis daarvan handelingsadviezen geven aan de leerkracht.
Als dit onvoldoende resultaat oplevert kan dat aanleiding zijn om een betere analyse te maken van de mogelijkheden, belemmeringen en ondersteuningsbehoeften van de leerling. Vaak heeft de school hiervoor een bepaald formulier of systematiek, zoals het Groeidocument of het Vraag-Profiel-Instrument. Ook kan een Functionele Gedragsanalyse (FGA) (zie bouwsteen Gedragsmanagement) hierbij behulpzaam zijn.
Wanneer deze analyse is gemaakt en er vermoedens zijn dat er sprake is van zwaardere problematiek, legt de school, samen met de ouders, de situatie voor aan een multidisciplinair overleg. Daaraan nemen naast school en ouders ook professionals uit de hulpverlening deel, bijvoorbeeld iemand uit het wijkteam, de schoolmaatschappelijk werker of de jeugdverpleegkundige van de GGD. Ook een leerplichtambtenaar of de politie kunnen aanschuiven. Daar wordt besproken wat er nodig is voor deze leerling, voor de ouders en voor de leerkracht om de ontwikkeling van de leerling te bevorderen. Daarbij wordt ook bepaald welke concrete doelen er worden gesteld voor de komende periode. Er worden afspraken gemaakt over wie wat gaat doen en wie de acties coördineert.
In het multidisciplinair overleg kan besloten worden tot verschillende vervolgstappen. Er kan nader onderzoek worden gedaan, bijvoorbeeld met behulp van meer gerichte signaleringsinstrumenten of observatie op school of thuis. Ook kan er extra ondersteuning in de klas worden ingezet, voor de leerling en/of voor de leerkracht, bijvoorbeeld vanuit het speciaal onderwijs, het samenwerkingsverband of het schoolbestuur. Maar ook kan er ondersteuning worden ingezet in het gezin, bijvoorbeeld door een generalist van het wijkteam. Soms kan worden besloten meer specialistische expertise in te zetten ten behoeve van diagnostiek of hulpverlening, zoals de jeugd-ggz.
Bij de uitvoering van deze afgesproken activiteiten is het van groot belang dat er wordt gestreefd naar een samenhangende aanpak, met zoveel mogelijk regie bij de ouders en de school. Daarin is het van belang dat partijen elkaar blijven informeren over de voortgang van acties en dat regelmatig wordt geëvalueerd of de doelen die met de aanpak werden beoogd wel worden behaald. Dat evalueren kan ook heel goed met de kinderen zelf gebeuren. Zo nodig wordt de aanpak en/of ondersteuning aangepast.
Overname van gegevens is met bronvermelding toegestaan.
© Nederlands Centrum Onderwijs & Jeugdzorg